De fel uitdagende benaming van dit artikel kan u, natuurlijk,
pijnlijk treffen. Maar er is niets nieuws daarin, echt niets! De gehele wereld
erkent, direct of indirect, de bijzonderheid, het afgezonderd zijn of het
uitverkoren zijn van het volk Israël. Maar waarin is toch dat uitverkoren
zijn? Wie koos dit volk Israël uit? Indien het volk door de Schepper is uitverkoren,
waar is dan het volk schuldig aan?
Waarom koos de Schepper juist dit volk, deze stam? Waarin
is zijn bijzonder zijn, d.i. naar welk principe werd de keuze gedaan? Indien
dit bijzonder kenmerk, dankzij welk de Schepper juist dit volk verkoos, Hij
schiep van tevoren zelf, bij het scheppen van de gehele wereld – en niemand
anders toch behalve de Schepper schept – is dan reeds vanaf het begin voor
dit volk dit uitverkoren zijn voorbestemd werd?
Het uitverkoren zijn nog vóór het verkiezen, als een bijzondere
eigenschap, of alleen omdat de Schepper [hem] verkoos, ontstond het bijzonder
zijn, “uitverkoren zijn”? Indien wij bijzonderen zijn, waarom houden alle
volkeren niet van ons? Voor het bijzonder zijn of voor het uitverkoren zijn?
Immers de Schepper ons verkoos? Zijn wij dan schuldig eraan, dat Hij ons verkoos?
Of ons uitverkoren zijn op generlei manier met de haat verbonden is? Zijn
de volkeren jaloers op ons uitverkoren zijn?
Willen zij in plaats van ons zijn? Indien G-d ons verkoos,
hoe duldt Hij een zulke houding tot het door Hem uitverkoren volk? Waarin
is de beloning, of, misschien de compensatie van de Schepper voor achtervolgingen
en vernietiging van het door Hem uitverkoren volk, juist voor hun bijzonder
zijn? Zou het in deze of misschien in de toekomstige wereld zijn?
Waarom de haat voor het volk Israël neemt niet af met de
verlichting, met de ontwikkeling, met economische bloei van volkeren der wereld,
doch zelfs toeneemt, manifesteert zich bij steeds andere volkeren, welke eeuwenlang
berhaupt over ons bestaan niet wisten, waarmee wij nooit enig contact hadden?
Waarom niet alleen volkeren, waaronder de joden gedurende eeuwen leefden,
maar ook zij, die nooit zelfs in de beurt van hen waren, haten of snel met
dit gevoel ten aanzien van de joden vervuld worden?
Men zou de haat door de incompatibiliteit van religiëuze
doctrines kunnen verklaren, maar wij zien toch, hoe de moslims, boeddhisten
en andere vertegenwoordigers van andere religiën zijn op gelijke wijze onverdraagzaam
voor het volk zelf en verhouden zich met eerbied tot de Tora. Al ons bestaan
eist van ons om eens en voor altijd in deze vragen een helderheid te brengen,
en, indien mogelijk, ze op te lossen…
De roep van de Bevrijder
door rabbi J. Ashlag
Weet dit geheim, dat de zonen Israëls zullen niet bevrijd
worden uit hun ballingschap totdat het de in het boek “Zohar” verborgen wijsheid
in die mate onthuld zal worden, zoals in het boek “Zohar” gezegd is”: “Door
de kracht van dit boek zullen de zonen Israëls van de ballingschap er uitkomen”.
Omdat ook in de tijden van Loez was een hoop op bevrijding, wanneer het boek
“Zohar” aan het scheppen was, en tevens in de tijd van Bar Kochba, waarover
rabbi Akieva, de leraar van RaShB”I, zei: “De weg van Kochba is van Jaakov”.
Ook na de vernietiging van de stad Bejtar was er een grote
hoop op bevrijding. En daarom stond RaShB”I zichzelf toe om de geheime wijsheid
in boeken “Zohar” en “Tiekoenej Zohar” te onthullen. Maar hij deed dat met
een grote voorzorg, omdat hij niemand toestond om zijn toespraken op te schrijven,
behalve rabbi Abba, die met een gave begiftigd was om in het geheim te vertellen.
Op die manier, alleen de wijzen van Israël (d.w.z., degenen,
die over de intentie “omwille van de Schepper” beschikten) begrepen hem, doch
de wijzen der volkeren (d.w.z., degenen, die een scherm, het uitgaan in de
hoge wereld nog niet bereikten) begrepen dat niet.
En al de reden voor het verborgen houden van het boek “Zohar”
was uit de angst, dat de niet-gecorrigeerden niet te weten zouden komen, hoe
men voor de Schepper werkt. En daarom zodra kabbalisten inzagen, dat de tijd
voor het bevrijden van Israël nog niet gekomen was, verborgen zij het boek
“Zohar” en “Tiekoenej Zohar”. En dat vond plaats in latere tijden, dan het
moment van het schrijven van het boek “Zohar”, omdat wij in het boek “Zohar”
uitspraken van wijzen van latere tijden vinden, dan de tijd van RaShB”I.
Maar door wisselvalligheden van het lot kwam het boek “Zohar”
in handen van de weduwe van rabbi Mosje de Lion, welke weduwe het handschrift
van haar man beërfde. Hij gaf haar, klaarblijkelijk, geen verklaring over
het verbod om het te openbaren, en bij een gelegenheid gaf zij het boek te
koop, wat vanaf die tijd en tot vandaag de reden was geweest voor veelvuldig
lijden in het volk Israël.
Maar achter de wolken schijnt altijd de zon, en daarom gaf
die macht, welke volkeren met het stelen van geheimen van de Tora bereikten,
ook een impuls tot een razende geestelijke ontwikkeling, dermate krachtige,
dat onze generatie staat letterlijk aan de vooravond van de bevrijding (van
het egoďsme van het heelal, en daarom ook van al het lijden).
Maar de voorwaarde daarvoor is, dat wij de in het boek “Zohar”
van het volk verborgen wijsheid zullen weten te verspreiden, immers daardoor
zal aan eenieder het onderscheid tussen het aardse en het hoge helder geopenbaard
worden, en het gehele volk Israël, allen, die de Tora hun rug hebben toegekeerd,
zullen tot de Schepper en Zijn werk terugkeren.
In deze verspreiding van het boek “Zohar” is bovendien nog
een aanvullende correctie van het zondigen verborgen, welk zondigen de bevrijding
vooraf zal gaan, als gevolg waarvan alle volkeren de Tora van het Israël zullen
loven, zoals gezegd is: “En de aarde zal met kennis gevuld zijn”. En dat,
naar het voorbeeld van de bevrijding uit Egypte, wanneer de beschuldiging
aan de bevrijding vooraf ging, zodat ook de Farao de ware Schepper en Zijn
Voorschriften erkende en stond Zijn volk toe om het Egypte te verlaten.
En daarom zegt de profeet, dat elk van volkeren zal eenieder
van het volk Israël aangrijpen, d.w.z., eenieder, die een verband met de Schepper
heeft, opdat die hem naar het heilige land (lees: tot het bevatten van de
Schepper) zal brengen. Het verspreiden van de wijsheid in de volksmassa’s
heet “Sjofar”, gelijk een sjofar, een hoorn van een ram, een oproep waarvan
verspreidt zich op verre afstanden.
Zo zal de weerklank van de wijsheid zich in de hele wereld
dermate verspreiden, dat zelfs de volkeren zullen horen en zullen erkennen,
dat binnen het Israël de wijsheid van de hoogste kracht bestaat. De profeet
Eliejahoe is voorbestemd om deze handeling te vervullen, omdat het onthullen
van geheimen van de Tora heet “Het verschijnen van Eliejahoe”, zoals de wijzen
zeiden: “De wereld zal wachten, totdat Eliejahoe zal verschijnen en alle problemen
van de wereld zal oplossen”.
En daarom zeiden zij, dat drie dagen vóór de komst van de
Masjiejach zal Eliejahoe langs de hellingen doorlopen en in een grote hoorn
zal blazen. Deze symbolische uitspraak betekent het onthullen van de geheime
wijsheid in de massa’s, dat een noodzakelijke voorwaarde is, welke aan “de
volledige bevrijding” vooraf gaat. En het bewijs daarvoor – dat zijn onze
kabbalistische boeken, waarin de kennis van het allergrootste belang aan allen
onmiskenbaar geopenbaard zijn, wat een waar bewijs is van het feit, dat wij
ons al op de drempel van de bevrijding bevinden en “het Geluid van de Grote
Hoorn” reeds hoorbaar is.
Maar het wordt nog als een zachte ritseling gehoord, eveneens
als alles, wat groots is, gedwongen is om van klein te beginnen, zo klinkt
de hoorn, en zijn geluid geleidelijk toeneemt. En het is mij door de Schepper
toegestaan, om dat te onthullen, en alleen daarom, omdat onze generatie de
bevrijding waard wordt geacht, en daarom is die waard om “het Blazen van de
Hoorn der Bevrijding” te horen, de betekenis waarvan is - de openbaring aan
allen van de hoogste geheimen van het heelal.
Het uitverkoren zijn
De nazomerse feesten vertegenwoordigen in hun symbolen de
gehele weg van onze wereld, van haar ontstaan en tot het einde. Het begin
van alles – dat is het begin van de schepping. Daarmee overeenkomt de zogenaamde
“de Eerste dag van de weet” – “Jom Riesjon”. In de daaropvolgende verrichtingen,
d.w.z., in de volgende dagen, wordt levenloze, vegetatieve, dierlijke natuur
geschapen. De zesde handeling, d.w.z., op de zesde dag, werd de mens geschapen.
De Kabbala bestudeert niet datgene, wat in onze wereld plaatsvindt,
doch wat in de hoge wereld [plaatsvindt], waaruit vervolgens krachten in onze
wereld neerdalen, [welke] alle gebeurtenissen in onze wereld oproepen en doen
ontstaan. Door de Kabbala te bestuderen, begint de mens de hoge wereld te
zien. In het zien van de hoge wereld bevat de mens op heldere wijze de Schepper
en de manier, waarop de Schepper de geestelijke wereld schiep.
Deze handeling heet in de Kabbala “de Eerste dag van de schepping”,
“Jom Riesjon”. In zijn daaropvolgende handelingen, d.i. in de zogeheten volgende
dagen, schiep de Schepper de natuur van de hoge wereld, haar besturende krachten.
Als laatste, de zesde verrichting van de Schepper, de zesde dag van schepping,
was het scheppen van Adam. Aangezien Adam de laatste handeling van de Schepper
was, is hij dan ook het doel van de gehele schepping.
Al wat vóór hem geschapen werd, werd voor hem geschapen.
Wat dient dan met Adam gebeuren volgens het voornemen van de Schepper? Adam
dient een gelijkenis aan de Schepper te bereiken, in alles aan Hem gelijk
te worden, in plaats van de Schepper de gehele schepping, zijn lot, te besturen.
Bovendien, de mens zelf dient deze allerhoogste, volmaakte toestand te bereiken.
Het zelf bereiken betekent, dat de mens dient eerst in de
meest slechte toestand terecht te komen, die aan de Schepper tegenovergesteld
is, en vervolgens zelf, door zijn eigen krachten, eruit op te stijgen. De
methode van het bestuderen van de hoge wereld en haar bestuur heet “Kabbala”.
Met behulp van de Kabbala ziet de mens onze wereld en de hoge wereld, de wisselwerking
tussen hen.
Uit de hoge wereld daalt tot ons informatie en voor onze
ogen wordt die in de materie gerealiseerd. En onze reactie op het neerdalen
van boven in de vorm van informatie, stijgt in de hoge wereld op en daar bepaalt,
in welke vorm, goede of slechte, zal die neerdalen en onze toekomst, onze
morgen voor ons verdinglijken. De Schepper schiep ons in deze wereld opdat
wij met behulp van de Kabbala de hoge wereld zouden leren kennen en zelf ons
lot zouden besturen.
De kennis van de Kabbala dient het volk Israël aan de wereld
te brengen. Indien het aan de wereld de kennis over de geestelijke wereld,
over de hoge krachten, niet brengt, belemmert het daarmee de gehele wereld
om beter te zijn, gelukkiger. Dat gewaarworden onderbewust andere volkeren,
en dat wordt in hun haat tot Israël geuit. Ook dat is tegen het doel en de
wil van de Schepper, en daarom gewaarworden wij op ons de druk van beide kanten:
noch de Schepper, noch enig volk in de wereld is onze vriend en beschermer.
En daarin zijn wij zelf aan schuldig. De redding van alle
problemen kan alleen één zijn – zijn missie in deze wereld te vervullen. Wij
zijn daadwerkelijk het door G-d uitverkoren volk. Maar onze verkiezing bestaat
daarin, om het verband tussen de volkeren en de Schepper te scheppen. Zolang
wij dat niet doen, zullen beide kanten, volkeren en de Schepper ons ertoe
zullen pushen. Tot aan de vreselijke catastrofen toe.
Wij bevinden ons opnieuw in ingewikkelde en gevaarlijke gebeurtenissen…juist
dat interesseert vandaag allen, en daarom zal ik daarover een paar woorden
vertellen. Hebt u gehoord, hoe men in deze dagen, in de verlichte 21e
eeuw, in de gehele wereld synagogen in brand steekt. Zo eisen de volkeren
onderbewust van ons, dat wij onszelf aanleren en hen onderwijzen om de schepping
te besturen. En het zal niet makkelijker zijn, doch alleen maar slechter,
omdat de door ons niet bestuurbare natuur verkrijgt steeds vreselijker wordende
vormen.
Ik heb meer dan eens gehoord van vele niet-joden: “Waarom
u de Derde Tempel niet opbouwt? Waarom houdt u u niet met het vervullen van
uw missie in de wereld bezig? Beheers het bestuur van de wereld en leer dat
de gehele wereld! Immers dat eist de Schepper van jullie!”. Ik wil u een brief
citeren, welke in de krant “Nieuws” (Vesti-2, blz. 7, d.d. 12-10-2000)
gepubliceerd werd: “Toch de tijd werk in ons voordeel, wij zijn eeuwig, en
onze innerlijke en uiterlijke bevrijding nadert, zoals in “het Voorwoord bij
het boek “Zohar” gezegd is.
Maar er is een hoger en een eeuwiger doel: immers evenmin
als de mens niet in onze wereld kan leven, zonder een bepaalde hoeveelheid
kennis erover te hebben, over haar natuur, zo ook de ziel van de mens, nadat
zij van het lichaam weggerukt wordt, niet in staat is om in de hoge wereld
normaal te bestaan, indien zij haar opbouw en het functioneren niet bevat.
Daarom waarborgt de kennis van de Kabbala niet alleen ons comfortabel bestaan
in deze wereld, maar vult ons met de zekerheid voor de toekomst”.
De missie van het volk Israël
Door de groep kabbalisten van “Bnei Baruch”, 01.11.2000
De pogroms, de bloedige afrekeningen, de verbanningen en
mishandelingen werden tot een
voortdurend lot van het joodse volk. De beschuldiging in
allerlei problemen, en, als gevolg daarvan, de haat voor het volk Israël –
dat is de uitkomst van ons veel duizenden jaren tellend bestaan.
Aan elke poging om ons met een ander volk samen te vloeien,
om zijn wetten van het leven in ons te nemen, werden door een rivier van bloed
en een uitbarsting van het antisemitisme op wrede manier een einde gemaakt.
Wordt soms daarin het uitverkoren zijn van ons volk geuit? Waarom ontvangt
een dermate minivolk – geniale hoofden, geleerden, de beste economisten en
financiers, en niet te vergeten, de bron van alle religiën – in plaats van
de erkenning en dankbetuiging, als antwoord de haat van alle volkeren, waarbij
het geen mogelijkheid heeft voor rust en een normaal bestaan?
Hebben wij soms niet genoeg geleden, om deze gewone vragen
ons te stellen? En bestaat er, berhaupt, een antwoord erop? En is dat niet
datgene, wat reeds gedurende enkele duizenden jaren trachtten kabbalisten
ons te verklaren. Kabbalisten, d.w.z. mensen, die de grondslagen van het heelal
bevatten, mensen, die een persoonlijk verband met de Hoge Kracht hebben, de
bron van het Leven.
[Door hun leer] laten zij aan eenieder, ongeacht de leeftijd
en capaciteiten, de Eeuwigheid en de Waarheid aanraken, de zin van het bestaan
vinden, waarbij de naam, waarmee wij ons noemen, - de Mens – bevestigd wordt.
Kabbalisten verklaren, dat er bestaan wetten, die het gehele Heelal besturen:
de wet van de aantrekkingskracht, de wet van gewichtloosheid e.d., welke ons
bekend zijn en nog vele andere wetten, die door ons niet ontdekt zijn.
Het is onmogelijk om deze wetten af te schaffen, maar, door
ze te kennen, door ze als waarheid aan te nemen, kan men zich aan hen aanpassen.
De gehele ontwikkeling van de mensheid, zijn technologische en economische
vooruitgang – dat is het gevolg van het ontdekken van deze wetten en hun aanvaarding
als de grondslag in het alledaagse leven van de mens. Het niet weten van deze
en van nog niet-ontdekte wetten brengt ons tot rampen en ellende, waarbij
het ons blind en machteloos maakt in verschillende levenssituaties, welke
boven ons gedurende het leven doorlopen, en die ons het recht ontzeggen om
de meesters van ons eigen lot te zijn.
Eveneens als wij uit twee delen bestaan – van ons materieel
lichaam en zijn geestelijke vuller, zo ook de Wetten worden in aardse – voor
de leiding en het toezicht over het materiële lichaam, en geestelijke wetten
– voor de leiding en het toezicht over het geestelijke deel van de mens. Het
niet kennen van elke van deze wetten brengt de mens in onevenwicht met de
omringende wereld, en dat manifesteert zich in het gewaarworden van verschillende
onaangenaamheden en het lijden van deze wereld.
Met behulp van deze wetten wenst de Hoogste Kracht, welke
een gevoelsmatige basis heeft (en als gevolg daarvan ook het Verstand) de
mens, haar Schepping, tot de allerbeste toestand te brengen. En dat is alleen
mogelijk, indien de mens, namelijk, zijn geestelijke vuller, de eigenschap
van de Hoogste Kracht zal verkrijgen. Dit doel - om de mens tot de gelijkenis
aan de Hoogste Kracht te brengen – is onveranderlijk, en gevolg daarvan werd
het scheppen van onze Wereld.
Het bestaat een volk, dat als eerste deze weg dient door
te lopen – dat is het volk Israël, de joden. Achter hen dienen alle overige
volkeren op hetzelfde doel afstevenen. Hoe en waar te gaan, wat dient men
te doen – dat wordt allemaal in de Kabbala verklaard. Indien het volk Israël
zijn taak niet vervult, d.i. de eigenschap van de Hoogste Kracht niet verkrijgt,
om de allerbeste toestand te bereiken, dan corrigeert de Hoogste Kracht de
verrichtingen van de mens via het lijden, waarbij zij hem tot haar taak dwingt
terug te keren.
In het onderbewustzijn van alle mensen van de wereld bestaat
het begrijpen, dat hun welzijn van het feit afhangt, in hoeverre de joden
in hun verplichting slagen. En indien de joden dat niet doen, dan ontstaat
er bij andere volkeren onwillekeurig de haat ten aanzien van de joden. Daarom
zullen generlei vredesoverleggen ons helpen, verschillende soorten zakelijke
afspraken of onze pogingen om als andere volkeren te worden, doch slechts
de kennis en het bestuderen van de Geestelijke wetten, het gewone lezen van
kabbalistische boeken, die over een bijzondere kracht beschikken.
Immers, om de mens van één toestand in een andere te verplaatsen,
dient de mens een ongemak in de huidige toestand te ondervinden en een voordeel
uit de toekomstige toestand te gewaarworden. Het ongemak te gaan gewaarworden
– betekent een bepaalde mate van het lijden te ondervinden, juist op die manier
gaan wij nu vooruit. Daarbij weten wij in het geheel niet, wat ons in de toekomst
verwacht.
Maar, door de Geestelijke wetten te bestuderen en door een
volmaaktere toestand, welke de Hoogste Kracht ons wenst te geven, in te zien,
zullen wij zelf ernaar streven. In een zulk geval is er generlei noodzaak
om ons van achteren met pijnlijke methoden ertoe aan te sporen. Wij worden
zelf de bouwlieden van onze toekomst, de toekomst van de gehele wereld, de
toekomstige wereld, die niet door een ellende is getemperd.
Het lijden van verbanning
Terwijl ik de kranten lees, naar de radio luister, zie ik
de houding tot mij, tot mijn volk – een bijzondere houding tot ons, joden,
van andere volkeren. Te veel gevoel wordt in de houding tot ons ingebracht.
Het antisemitisme, de vijandschap, de angst van de volkeren ten aanzien van
mij en alle joden, wordt overal gewaargeworden. De vijanden omringen mij en
mijn volk, allen wensen onze vernietiging, of, op zijn minst, onze onderworpenheid.
Maar ik dien mij tot dit verschijnsel als tot een verrichting
van de Schepper verhouden, Die deze vijandschap en haat in de volkeren oproept
speciaal voor mij, om mij te beďnvloeden, opdat ik van het niveau van een
primitieve reactie op een uitwerking zelf op een hoger niveau zou opklimmen
– van het uitzoeken van de redenen van deze uitwerkingen. D.w.z., de Schepper
wenst om mijn houding tot negatieve uitwerkingen, van het gevoelsmatige vlak,
d.i. van het niveau van “dierlijke” reactie, op het niveau van het beseffen
van hun redenen, over te laten stappen.
Tot het besef [te komen], dat zij in mij bepaalde reacties
dienen op te roepen, om mij voor de noodzaak te stellen om te gaan nadenken,
op een geheel bepaalde manier op te gaan treden, om zich te veranderen. Indien
ik niet op die uitwerkingen reageer, maar op hun oorzaak, dan handel ik op
het niveau “mens” in plaats van het niveau “dier”. Alleen in een zulk geval
kan ik de gebeurtenissen beseffen, ben ik in staat om niet te vluchten van
klappen, doch deze uiterlijke gebeurtenissen te veranderen.
De zin van al het lijden bestaat, in de eerste instantie,
daarin, dat men in ons de vraag oproept over hun betekenis, d.w.z., om de
mens van het niveau van “het leed ondervindende” op het niveau van “over het
leed denkende”, analyserende, over de oorzaken en het doel ervan. De reden
en het doel van het lijden kunnen door eenieder willekeurig geďnterpreteerd
worden, in overeenkomst met zijn neigingen en afkomst.
Maar allen zijn erover eens, dat het lijden dwingt [de mens]
om over de oorzaken en het doel daarvan te gaan denken. In wijze, de reden
en het doel – dat is hetzelfde. Het verspreiden van de Kabbala stelt in staat
om de massa’s ermee kennis te laten maken en op die manier aan eenieder de
tijd van het bewust-worden van de reden en het doel van het lijden te verkorten.
De bewustwording van het feit, dat het lijden niet zonder
reden is, en dat er de bron ervan de Schepper is, die aan allen en eenieder
het lijden zendt met een geheel bepaald doel, waarbij Hij ons gedurende duizenden
jaren ermee omringt en laat ons geen hoop om het te ontvluchten.
Het werk van de Schepper aan ons heeft een geheel concreet
doel voor ogen: om in ons door achtereenvolgende negatieve uitwerkingen de
ontwikkeling van een rijpe houding tot het lijden op te roepen. Wij dienen
het niet te ontvluchten, doch, door de reden ervan te onderkennen, het als
een geschenk van de Schepper te gebruiken!
Indien wij het lijden correct zullen gebruiken, dan zullen
wij het in klie veranderen, in een vat, dat met een eeuwige, oneindige genieting
en kennis is gevuld. Indien wij ons van een dierlijke gewaarwording van het
leed tot het begrijpen van zijn oorzaak zullen verheffen, dan zullen wij in
plaats van een stok de Gever van het lijd zullen gewaarworden, die ons met
een stok slaat.
Hij, de Schepper, verwacht van ons dat! Zal dan het lijd
stoppen? Ja! Natuurlijk, en daaruit volgt, dat de Schepper leidt ons, als
dieren en kleine kinderen, terwijl Hij ons met genietingen, rust, e.d. aantrekt,
gebruik makend van het in ons geschapen egoďsme. Maar langzamerhand, door
opstijgingen en afdalingen – genietingen en leed, door negatieve gewaarwordingen
– brengt de Schepper ons tot de wens van een onophoudelijk verband met Hem,
tot het besef, dat wij Hem nodig hebben.
Natuurlijk is dat “lo liesjma”, d.w.z., al dat werk is “voor
zichzelf”, dat is niet meer, dan een egoďstisch belang, maar nadat de mens
noodgedwongen tot het niveau van het verband met de Schepper opstijgt – als
gevolg van angst, de noodzaak om te overleven – nadat begint een volkomen
andere fase van de ontwikkeling.
In de mens begint een geleidelijke herwaardering van een
beloning: hij gaat van de wens voor een dierlijke beloning, voor een dierlijke
redding tot die beloning over, welke boven het lichaam is, onafhankelijk
van zijn dierlijke angst. De mens begint te gewaarworden, dat een beloning
boven het lichaam kan zijn, d.w.z., onafhankelijk van een dierlijke angst,
welke verplichtte hem vroeger tot het verband met de Schepper, onafhankelijk,
en niet opdat het mij goed of slecht zou zijn.
De mens gewaarwordt hoe het “dierlijke” geleidelijk van hem
afdaalt, valt van hem af, zoals een lang overhemd van de schouders naar beneden
valt, valt van hem af, als een vel van een slang. En dit dierlijk leven is
niet langer het verband met de Schepper vormt, maar er ontstaat een andere
behoefte, een behoefte aan een meer innerlijk, voortdurend contact met Hem,
buiten de afhankelijkheid van het dierlijke lichaam, buiten de afhankelijkheid
van datgene, wat het gewaarwordt.
Een behoefte aan dit contact roept een wens op om de Schepper
aanhoudend te gewaarworden, tot aan een toestand, dat wanneer het lichaam
opnieuw stoort, d.w.z., opnieuw door een gewaarwording van een dierlijk genot
van het verband met de Schepper afleidt, roept het beseffen ervan het lijden
op.
Indien de mens een zulke keten van gewaarwordingen en overpeinzingen
doorloopt, zal hij uiteindelijk de Schepper beginnen te loven en van Hem houden
voor het feit, dat Hij hem al deze negatieve gewaarwordingen zond, want juist
die brachten hem in verband met de Schepper. Het belangrijkste is – om door
deze gewaarwording dermate versterkt te worden, dat generlei hindernissen
op het dierlijke niveau de mens van de Schepper zouden wegtrekken, generlei
dierlijke angsten en genietingen het innerlijke verband met de Schepper zouden
verbreken, maar integendeel, dit alleen maar zouden doen versterken.
Dat wordt in het bijzonder duidelijk, indien met zich de
brandstapels van de inquisitie voorstelt. Hoeveel angst en afkeer zij inboezemde:
haar uiterlijke vorm – deze zwarte hobbezak van de inquisitie, de martelingen
in vuurovens, de barbaarse terechtstellingen. Hoe kan men achter al deze hel
en angst het aanrakingspunt met de Schepper zien, dat Hij ons daardoor tot
Zich aantrekt, wenst, dat je tot het niveau op zou stijgen, wanneer je Hem
zou gewaarworden…
Indien geen vereniging met Hem plaatsvindt, dan valt de mens
op het niveau van het dierlijke, dat gedoemd te lijden, te zijn vernederd,
te sterven. En alleen het opstijgen op het niveau van de Schepper, op het
niveau van de omgang met Hem, opent voor de mens het gehele beeld van datgene,
wat zich in de loop van eeuwen voordoet – het vernietigen van de Tempel, vervolgingen,
inquisities, dreigingen om door de Arabieren vernietigd te worden.
En vandaag zal generlei land instemmen om ons te ontvangen.
Men kan de optimale beslissing optekenen: door het besluit van de VN bieden
de VS en het Internationaal Monetair Fonds hulp aan Rusland door het verstrekken
van renteloze kredieten voor zijn instemming om in de joodse autonome regio
(in Z.O. Siberië van Rusland – vert.) de gehele bevolking van Israël op te
nemen.
En de barmhartige volkeren van de wereld door de gemeenschappelijke
inspanningen in een edele bezieling voor de zoveelste keer redden het veelbeproefde
Joodse volk van de rechtvaardige verontwaardiging van de Arabische natie.
Indien er geen plan van de Schepper [was], zou dit scenario tamelijk realistisch
uitzien! De vijanden omringen ons vandaag, eveneens als in alle eeuwen.
De volkeren van de wereld – Amerikanen, Russen, Engelsen,
Fransen, Duitsers – beďnvloeden de Arabieren en ons, houden ons in de omsingeling,
voor een voortdurende dreiging van de vernietiging. En het enige onderscheid
van het verleden is daarin besloten, dat ondanks dezelfde houding van hen
ten aanzien van ons, als vroeger, wordt ons een grote kracht gegeven – dat
komt, omdat een grote vrijheid van wil ons gegeven wordt, zowel innerlijke,
als uiterlijke, zowel fysieke, als ook geestelijke.
Maar deze schijnbare vrijheid van wil is niet meer, dan een
illusie (zoals onze staat, onze onafhankelijkheid, onze kracht), opdat wij
zullen beseffen op een nog hoger niveau, nog duidelijker, dat het ons zal
toch niet helpen, dat zelfs indien wij over alles zouden beschikken, wat de
andere volkeren hebben, blijven wij desalniettemin rechtstreeks van de Schepper
afhankelijk en juist omdat wij niet als andere volkeren kunnen zijn!
En wij zullen niet kunnen, als anderen te zijn, omdat de
Schepper ons dat niet zal toestaan. Daarom bevinden wij ons vandaag in dezelfde
toestand, als waren de joden in Spanie, wanneer de inquisitie hun van alle
kanten omsingelde, en de haat van dat wreed en primitief volk – zij wisten
niet waar zij terecht moesten, geen land in de wereld wenste hen te ontvangen.
En ook vandaag weten wij niet waar wij het moeten zoeken,
generlei land in de wereld wenst het bestaan van Israël niet. En wij weten
dat, wij gewaarworden ons het eeuwige “syndroom van Massada”. En deze gewaarwording
zal ons niet verlaten, alvorens wij zullen ontdekken, dat het niemand anders,
als de Schepper – Hij zelf omsingelt ons!
De Schepper telkens omsingelt ons: de eerste keer Romeinen
omsingelden ons in Massada, de tweede keer was dat de inquisitie, en in andere
landen – het plebs, het antisemitisme, de verbanning, de verjaging, de verjaging…En
vandaag – hoewel wij uit de ballingschap zijn uitgetrokken – maar de Massada
blijft, wij gewaarworden ons in haar en haar in ons.
En wij kunnen ons er niet van onttrekken, hoewel ons van
boven het land gegeven en de staat, en wij door andere volkeren erkent zijn…Vandaag
dienen wij de reden van het “syndroom van Massada” te beseffen. Alle vorige
eeuwen vond het ophopen van het lijden plaats tot de noodzakelijke maat voor
de terugkeer tot de Schepper, en hoewel wij ze op de dermate vreselijke manier
doorliepen, kon men anders niet doen, en zo dienen wij ons tot het verleden
te verhouden.
Vandaag dienen wij omgekeerd te zeggen, dat de toekomst van
ons afhangt. Wij zijn van de laatste ballingschap uitgegaan, waarbij wij de
nodige maat van het lijden vergaarden die noodzakelijk is voor de analyse
der redenen van de ballingschap. De reden is in het beseffen van het afgerukt
zijn van de Schepper, in het beseffen van het feit, dat wij van de geestelijke
wereld verjaagd zijn, dat wij de gewaarwording van de Schepper hebben verloren,
en niet in rust en welzijn in deze wereld.
De grote kabbalist van de laatste generatie rav J. Ashlag
schrijft, dat alle ballingschappen waren speciaal [bedoeld] voor het beseffen
van hun reden. Juist vandaag zijn wij in staat om die te begrijpen, omdat
wij van de laatste ballingschap zijn uitgegaan en de openbaring van het boek
“Zohar” waardig zijn bevonden.
Terwijl het volk gedurende honderden jaren van de ballingschap
een dierlijke angst en onophoudelijke gevaren gewaarwordt, bereidt het zich
geleidelijk voor het beseffen, dat juist in deze situaties het opgewekt wordt,
het verband met de Schepper gemanifesteerd wordt, dat deze gevaren hangen
en bedrukken alleen daarvoor, om de mens te dwingen het verband met de Schepper
te zoeken.
En wanneer door deze gevaren en het lijd heen de Schepper
reeds gewaargeworden wordt, dan verkrijgt het verband met Hem zijn gradaties:
werelden Asieja, Jetsiera, Brieja, Atsieloet, de Oneindige wereld. Het gehele
grote verband met de Schepper heet het opstijgen in de geestelijke werelden,
tot het bereiken van een zulk verband, wanneer de mens volledig met Hem samenvloeit.
Daarom gewaarworden kabbalisten samen met de gewaarwording
van de Schepper hun missie: zij gewaarworden, dat zij zich in het materiële
lichaam bevinden en tegelijkertijd in het verband met de Schepper, en dat,
om degenen te helpen, die zich nog in het materiële lichaam bevinden, om al
was het maar een deeltje van het verband met de Schepper te bereiken.